Apparaten
Nadat u de informatie naar het Ivanti Neurons Platform hebt geïmporteerd of de Ivanti Neurons-agent hebt geïmplementeerd, verschijnen de apparaatrecords op de pagina Apparaten. Open deze pagina door Apparaten te selecteren in het navigatiepaneel aan de linkerzijde.
Gebruik het zoekvak van de apparaatdetails om in de apparaatlijst te zoeken naar passende tekst.
U kunt ook de globale zoekactie bovenaan elke pagina gebruiken om gebruikers of apparaten te zoeken vanaf overal op het Neurons Platform.
Om een apparaat te verwijderen van het Neurons Platform, schakelt u het vakje naast het apparaat in en selecteert u vervolgens Verwijderen bovenaan op de pagina. Dit verwijdert de record voor dat apparaat vanaf het Neurons Platform. Als de record werd geïmporteerd van een andere bron met een connector en de apparaatrecord nog steeds bestaat in de bron, kan de record opnieuw worden geïmporteerd wanneer de connector de volgende keer loopt.
Gebruik de verbeterde filter- en groeperingsfuncties om de apparaten die u beheert, te zoeken en te organiseren.
Filters helpen u apparaten te zoeken die u wilt beheren. Het toepassen van een filter met een of meer eigenschappen, beperkt de apparaatlijst tot apparaten die overeenkomen met het filter.
Hier vindt u een filter die alleen apparaten die een Cloud-agent hebben en een versie van Windows 10 uitvoeren.
Een apparaatweergavefilter maken
- Selecteer naast het zoekveld bovenaan in de apparaatweergave, de knop Filteren .
- Selecteer de Booleaanse operator die u wilt gebruiken in de filter, hetzij En, Of, Niet en of Niet of. ..
- Selecteer het plusteken naast de Booleaanse operator om een filtereigenschap toe te voegen.
- Selecteer in de vervolgkeuzelijst Een filtereigenschap selecteren, de eigenschap die u wilt filteren, het filtertype (zoals Is gelijk aan of Bevat niet), en de waarde die moet worden gefilterd.
- Herhaal stappen 3-4 als u wilt dat er extra eigenschappen deel uitmaken van het filter.
- Om het filter toe te passen, drukt u op Enter in de laatste filtereigenschap of klikt u ergens anders op de pagina. Wanneer een filter actief is, heeft de filterknop een rood punt erop.
Als u, na het toepassen van de filter, in het selectievakje links van de kolom Weergavenaam klikt (om alle apparaten te selecteren), zal de visuele wachtrij voor het selecteren van elk apparaat in de lijst niet altijd optreden. Maar alle apparaten zijn wel geselecteerd (zoals aangegeven bovenaan rechts op de pagina via "[Number] geselecteerde apparaten"). Alle acties zoals Exporteren en Verwijderen zullen werken op de geselecteerde apparaten.
Geavanceerd filteren kan u helpen bij het weergeven van uw geïmporteerde apparaatgegevens op een zinvolle en gestructureerde manier. Hier zijn enkele use cases waarbij geavanceerd filteren nuttig is:
U hebt verschillende laptopmodellen waarvan elk een specifieke herstelworkflow vereist, gebaseerd op het apparaatmodeltype. Om elk van deze modellen weer te geven, moet u een apparaatgroep maken op basis van de model-ID van het apparaat. Uw filter kan er als volgt uitzien:
Uw versie van het Neurons-platform is geïntegreerd in Ivanti Neurons for ITSM, en de ITSM-connector is ingesteld om dagelijks gegevens te importeren. U gebruikt Microsoft Teams om interactief te werken met eindgebruikers via Ivanti Neurons for Healing. U wilt een Teams-bericht verzenden naar eindgebruikers wanneer hun apparaat is gekoppeld met een incident in een status ‘Wachten op klant’. Uw filter kan er als volgt uitzien:
U wilt een apparaatgroep maken op basis van de DEX-score van een apparaat, in het bijzonder om de Servicebeheer-record weer te geven en dit proactief te herstellen indien dat nodig is. (Waar een apparaat een redelijke algemene DEX-score heeft, kan het ook een lage score voor Servicebeheer heben vanwege talrijke verwante incidenten.) U gebruikt Microsoft Teams om interactief te werken met eindgebruikers via Ivanti Neurons for Healing en u wilt hen laten weten wanneer het herstel is opgetreden en achteraf een gevoelsenquête van de gebruikers sturen. Uw filter kan er als volgt uitzien:
Gebruik de groepfunctie om groepen of apparaten te maken. Groepen helpen u bij het organiseren van de apparaten die u regelmatig beheert. Schakel snel tussen groepen met de knop Groepen bovenaan links op de pagina.
Groepen kunnen statisch of dynamisch zijn.
Statische groepen werken goed wanneer u weet welke apparaten u in de groep wilt en die lijst van apparaten niet vaak wijzigt.
Dynamische groepen werken goed wanneer u alleen apparaten wilt weergeven die overeenkomen met uw filters. Het lidmaatschap van de dynamische groep wordt telkens opnieuw berekend wanneer u de groep bekijkt. Dynamisch groepen kunnen worden gemaakt vanaf kolomfilters of groepsresultaten.
Een statische groep maken
- Selecteer de knop Groepen en selecteer Nieuwe groep.
- Voer een Groepsnaam in.
- Selecteer Statisch onder groepstype.
- Selecteer Apparaten toevoegen.
- Schakel het selectievakje in naast elk apparaat dat u in de statische groep wilt. Gebruik zoekresultaten om u te helpen bij het zoeken van apparaten. Selecteer de knop Apparaten toevoegen bovenaan om apparaten toe te voegen aan de lijst zoals nodig.
- Als u klaar bent met het toevoegen van apparaten, selecteert u OK.
- Selecteer Privé onder zichtbaarheid als u een groep wilt die u als enige kunt zien. Selecteer Openbaar als u wilt dat iedereen de groep ziet.
- Selecteer bovenaan de pagina Opslaan en sluiten. Het kan ongeveer 30 seconden duren tot uw groep beschikbaar is voor gebruik.
Een dynamische groep maken
- Selecteer in de apparaatweergave de knop Filter en maak een filter die de gewenste apparaten bevat.
- Als de resultaten er goed uitzien, selecteert u Nieuwe dynamische groep.
- Voer een Groepsnaam in.
- Zorg dat Dynamisch is geselecteerd onder het groepstype.
- Selecteer Privé onder zichtbaarheid als u een groep wilt die u als enige kunt zien. Selecteer Openbaar als u wilt dat iedereen de groep ziet.
- Selecteer bovenaan de pagina Opslaan en sluiten. Het kan ongeveer 30 seconden duren tot uw groep beschikbaar is voor gebruik.
U kunt een statische groep maken op basis van geïmporteerde CSV-bestandsgegevens. Dit kan handig zijn als u apparaatinventarisgegevens van een andere bron hebt en u die apparaten vanaf een Ivanti Neurons-groep wilt beheren. Het CSV-bestand dat u importeert, heeft deze beperkingen:
- Geen kolommen of kopteksten
- Gegevens voor één inventariskenmerk (zoals Apparaat > Weergavenaam of Apparaat > Volledige naam)
- 500 of minder items
- Items worden gescheiden door komma's of regeleinden
Alleen apparaten met overeenkomende Ivanti Neurons-inventariskenmerkgegevens verschijnen in de groep. Als het importresultaat leeg is of als er apparaten die u verwacht, ontbreken, verfijn dan uw geïmporteerde gegevens of verifieer het inventariskenmerk dat u voor afstemming hebt geselecteerd.
Een statische groep maken op basis van een CSV-bestand
- Selecteer de knop Groepen en selecteer Nieuwe groep.
- Voer een Groepsnaam in.
- Selecteer Statisch onder groepstype.
- Selecteer Importeren uit bestand.
- Selecteer het inventariskenmerk waarmee de geïmporteerde gegevens overeenkomen.
- Selecteer Bestand kiezen en blader naar het CSV-bestand met de kenmerkgegevens.
- Selecteer Openen. Apparaten met overeenkomende attribuutgegevens zullen de groep vullen.
- Selecteer Privé onder zichtbaarheid als u een groep wilt die u als enige kunt zien. Selecteer Openbaar als u wilt dat iedereen de groep ziet.
- Selecteer bovenaan de pagina Opslaan en sluiten. Het kan ongeveer 30 seconden duren tot uw groep beschikbaar is voor gebruik.
De Ivanti Neurons Smart Advisors bieden aanvullende details over apparaten. Smart Advisors leveren rapporten voor de apparaatafstemming, stabiliteit en inventarisbeheer (d.w.z. installatiekopie terugzetten of vervangen). Zie Smart Advisors voor meer informatie.
Over kolommen op de pagina Apparaten
Elke kolom staat voor een geïmporteerd apparaatkenmerk. Afhankelijk van de connectors die u hebt ingesteld voor gebruik met het Neurons-platform, kunt u potentieel duizenden verschillende kenmerken van verschillende kenmerken importeren en kiezen om willekeurige kenmerken weer te geven in een kolom op deze pagina. De volgende vervolgkeuzelijst toont de standaardkolommen op deze pagina en de kenmerken waaraan ze zijn toegewezen.
Kolom: Weergavenaam; kenmerk: DisplayName
Kolom: Neurons-agent geïnstalleerd; kenmerk: Ivanti.AgentFramework.AgentId
Kolom: EPM beheerd; kenmerk: LandeskManagement.CommonBaseAgent8.Installed
Kolom: Connectornaam; kenmerk: DiscoveryMetadata.Connectors.ConnectorName
Kolom: Connectortype; kenmerk: DiscoveryMetadata.Connectors.Provider
Kolom: Dex-score; kenmerk: Dexi.Score
Kolom: Fabrikant; kenmerk: System.ManufacturerName
Kolom: Model; kenmerk: System.Model
Kolom: IP-adres; kenmerk: Network.TCPIP.Address
Kolom: Besturingssysteem; kenmerk: OS.Name
Kolom: aanmledingsnaam; kenmerk: LoginName
Kolom: Datum laatste hardwarescan; kenmerk: LastHardwareScanDate
Kolom: datum laatste detectiescan; kenmerk: LastDiscoveryScanDate
Kolom: Type; kenmerk: Type
Om de standaardkolommen te wijzigen, gebruikt u de knop Kolomkiezer aan de rechterrand van de kolomkoptekst. U kunt kolommen toevoegen en verwijderen en hun volgorde opnieuw schikken. Gebruik de vervolgkeuzelijsten om te selecteren welke kenmerken zullen zichtbaar zijn.
Apparaatkenmerken komen van de connectors die u gebruikt. Om de kenmerken die nuttig kunnen zijn op de pagina Apparaten te beperken, moet u weten welke kenmerken werden geïmporteerd en welke gegevens erin zijn opgenomen:
- Voor een lijst van de apparaatkenmerken die zijn geïmporteerd door elke connector, zie Toewijzing connectorgegevens en download het CSV-bestand Apparaten.
- Onderaan elk connectoronderwerp is een downloadbaar CSV-bestand met een lijst an de kenmerken die alleen door die connector zijn geïmporteerd.
- Op de pagina Apparaten kunt u een apparaat selecteren en daarna het tabblad Details ervan openen om de kenmerken die zijn geïmporteerd voor dat apparaat te zien.
Hoe Neurons geïmporteerde apparaatrecords afstemt
Wanneer apparaatgegevens worden geïmporteerd van ""n of meer gegevensbronnen, stemt Neurons de binnenkomende records af met het volgende proces:
- Neurons zoekt bestaande records met vooraf gedefinieerde kenmerken, zoals DeviceID, HardwareID en System.SerialNumber. Als een inkomende record overeenkomt met een van deze kenmerken, worden de records samengevoegd.
- Neurons zoekt dan bestaande records met combinaties van vooraf gedefinieerde kenmerken, zoals Network.TCPIP.HostName, Network.TCPIP.Address en Network.NICAddress. Al een binnenkomende record overeenkomt met een willekeurige combinatie van deze kenmerken, wordt alles afgestemd.
- Vervolgens zoekt Neurons naar IP-adreswijzigingen.Als een binnenkomend record overeenkomt met de andere kenmerken van een bestaande record en alleen het IP-adres verschilt, worden de record samengevoegd, maar alleen als de JobID verschilt of niet bestaat. Als de JobID dezelfde is, veronderstelt Neurons drie zaken: dat beide records deel uitmaken van dezelfde connector “run”, waarschijnlijk verschillende records zijn en dat ze niet mogen worden samengevoegd.
- Als Neurons tot slot geen bestaande records kan vinden om af te stemmen met een inkomende record, worden die gegevens gemaakt als een nieuwe record.
Er zijn twee problemen waarvan u zich moet bewust zijn:
- MAC-adressen: afhankelijk van de omgeving, kunnen verschillende apparaten hetzelfde MAC-adres (d.i. een lokaal MAC-adres dat is toegewezen door de software of een netwerkbeheerder) hebben op een van de verbonden adapters. Neurons treft maatregelen om afstemmingsproblemen met dit specifiek kenmerk te voorkomen.
- Virtuele machines: verschillende VM's die horen bij dezelfde host kunnen dezelfde waarde hebben voor sommige apparaatkenmerken, zoals System.SerialNumber of HardwareID. In dit geval verwijdert Neurons die kenmerken van de reeks identiteiten om afstemmingsproblemen te voorkomen.Als de record bijvoorbeeld Model = 'Virtuele machine' heeft, zal Neurons System.SerialNumber verwijderen uit de reeks identiteiten.Andere kenmerken kunnen ook worden verwijderd, op basis van verschillende voorwaarden.