Producten maken

Naast het publiceren van producten van derden die in de Ivanti-catalogus Ondersteunde producten voor de Intune-console staan, kunt u uw eigen aangepaste toepassingen toevoegen aan Ivanti Neurons Patch for Intune. Wanneer u een aangepast product hebt toegevoegd, kunt u vervolgens aanvullende versies ervan maken met een zeer vergelijkbaar proces door te klikken op Versie maken op de productpagina (zie Productpagina).

De gebruikersinterface van Ivanti Neurons Patch for Intune gebruikt dezelfde terminologie zoals gebruikt door Microsoft Intune. Ga daarom naar Een Win32-app in Microsoft Intune toevoegen, toewijzen en bewaken (opent in een nieuw venster) voor meer informatie over de individuele velden.

Een aangepaste app maken:

  1. Klik op het tabblad Producten op Aangepaste app maken.
    Het paneel Een aangepaste toepassing maken verschijnt.
  2. Voer een unieke naam in.
    Dit is de waarde die zal verschijnen in zowel Patch for Intune als in het bedrijfsportaal.
  3. Voer de Leverancier en Versie in.
    U bent nu klaar om een of meer installatieprogramma's toe te voegenn zoals vereist.
  4. Klik op Installatieprogramma toevoegen.
    Het dialoogvenster Installatieprogramma aangepaste toepassing toevoegen verschijnt.
  5. Het toevoegen van een installatieprogramma omvat verschillende stappen:

    Hoewel u afzonderlijke producten kunt maken voor verschillende architecturen (x86, x64, or Both), is het efficiënter om één product te maken en meerdere installatieprogramma's eraan toe te voegen door deze laatste stap te herhalen.

Binair

Op de pagina Binaire waarden selecteert u de bestanden van het installatieprogramma.

De binaire waarden selecteren:

  1. Klik op de eerste pagina van het dialoogvenster Installatieprogramma aangepaste toepassing toevoegen op Uploaden en selecteer het vereiste installatiebestand.
    De naam van het installatieprogramma is ingevuld. Indien nodig kunt u dit wijzigen.
  2. Selecteer de geschikte Apparaatarchitectuur.
  3. Klik op Volgende.
    De pagina Vereisten verschijnt.

Vereisten

Via de optionele pagina Vereisten kunt u de vereisten voor de toepassing opgeven. De installatie zal alleen doorgaan als aan alle vereisten die u op deze pagina opgeeft, is voldaan. Als u deze sectie leeg laat, en vervolgens de toepassing beheert waarna deze wordt gepubliceerd naar Intune, wordt dit geïnstalleerd op of aangeboden aan alle apparaten in de doelgroepen.

De vereisten instellen:

  1. Klik op de pagina Vereisten op Detectie toevoegen.
    Er verschijnt een lijst van detectietypes waarmee kun verschillende types van vereisten kunt opgeven:
    • Bestand: test de eigenschappen van een Pad en Bestandsnaam. U kunt omgevingsvariabelen in het pad gebruiken.
    • MSI: test de eigenschappen van een MSI-productcode.
    • Registersleutel: test de waarde van een Sleutelpad en Waardenaam.
    • Script: test de waarde van de uitvoer van een PowerShell-script.
  2. Klik op het detectietype dat u wilt instellen.
    Er verschijnt een dialoogvenser waarin u kunt opgeven hoe u kunt detecteren of aan de vereiste is voldaan.
  3. Vul het dialoogvenster in zoals vereist en klik dan op Detectie toevoegen.
    De geconfigureerde detectie verschijnt in het dialoogvenster Installatieprogramma aangepaste toepassing toevoegen.
  4. Voeg nog meer detectietypes toe zoals vereist.
  5. Klik op pictogram bewerken om te bewerken of op pictogram verwijderen om een detectie te verwijderen.

  6. Klik op Volgende.
    De pagina Detectie verschijnt.

Detectie

Via de verplichte Detectie-pagina kunt u opgeven hoe kan worden vastgesteld dat de toepassing is geïnstalleerd. Opdat de toepassing kan worden gedetecteerd als geïnstalleerd, moet aan alle detectievoorwaarden zijn voldaan: U moet minstens één detectiemethode opnemen, anders kan Intune niet detecteren of de installatie van de toepassing is gelukt en zal het blijven proberen het te installeren.

De opties zijn identiek aan deze in de sectie Vereisten hierboven.

Installatie

Via de pagina Installatie kunt u opdrachten opgeven voor het installeren en verwijderen van de toepassing.

  1. In Installatieopdracht voert u de opdracht in, inclusief eventuele schakelaars die u wilt uitvoeren voor het installeren van de toepassing.
    Bijvoorbeeld, msiexec /p "Vantosi24.msp of VantosiSetup.exe /i.
  2. In Verwijderingsopdracht voert u de opdracht in, inclusief eventuele schakelaars die u wilt uitvoeren voor het verwijderen van de toepassing. Dit veld is verplicht.
  3. In Installatietijd (minuten) voert u in hoe lang het systeem moet wachten tot de installatie is voltooid.
  4. Selecteer Verwijderingsoptie aanbieden in het bedrijfsportaal als u wilt dat gebruikers de toepassing zelf verwijderen vanaf het bedrijfsportaal.
  5. In Herstartgedrag apparaat selecteert u hoe herstarts moeten worden behandeld voor de installatie. Kies uit:
    • Gedrag bepalen op basis van retourcodes: hiermee kunt u het herstarten op basis van de retourcode configureren vanaf het installatieprogramma van de toepassing. Als u deze optie selecteert, verschijnt een nieuwe veld Retourcode toevoegen waarmee u verschillende retourcodes kunt opgeven voor Mislukt, Hardwarematige herstart (forceert een herstart van het apparaat), Softwarematige herstart (staat toe dat de toepassing wordt geïnstalleerd zonder een herstart, maar vereist een herstart om de installatie te voltooien), Opnieuw proberen en Gelukt.
    • Installeren app kan een herstart van een apparaat afdwingen: onderdrukt het herstarten van het apparaat tijdens de installatie van een toepassing.
    • Geen specifieke actie: onderdrukt het herstarten van het apparaat tijdens de installatie van een toepassing.
    • Intune zal een verplichte herstart van het apparaat afdwingen: start het apparaat altijd opnieuw op na een geslaagde installatie van een toepassing.
  6. Klik op Volgende.
    De pagina Controle verschijnt.

Controle

Tot slot kunt u via de pagina Controle de basisprincipes van het installatieprogramma controleren. U kunt klikken op de verschillende fasen van het dialoogvenster Installatieprogramma aangepaste toepassing toevoegen bovenaan in het dialoogvenster.

Wanneer u de details hebt gecontroleerd, klikt u op Installatieprogramma toevoegen. Het dialoogvenster Installatieprogramma aangepaste toepassing toevoegen sluit en het nieuwe installatieprogramma verschijnt op het paneel Een aangepaste toepassing maken. Daar kunt u klikken op pictogram bewerken om een installatieprogramma te bewerken of op pictogram verwijderen om een installatieprogramma te verwijderen.

Indien vereist, klikt u op Installatieprogramma toevoegen op het paneel Een aangepaste toepassing maken om een ander installatieprogramma toe te voegen voor de toepassing. U moet bijvoorbeeld een ander installatieprogramma toevoegen om zowel een x64- als een x86-versie te leveren.

Wanneer u alle vereiste installatieprogramma's hebt toegevoegd voor een product, klikt u op Opslaan. Het product wordt toegevoegd aan het raster Producten waar het op dezelfde manier als andere producten kan worden beheerd.

Indien vereist, kunt u aangepaste producten verwijderen van de pagina Producten. Zie Productpagina voor meer informatie.