Acties: stap voor stap

Dit onderwerp bevat stapsgewijze instructies voor het maken van Edge Intelligence-acties en het koppelen ervan aan een query of een waarschuwing. Dit verklaart ook het gebruik van actievariabelen, tijdelijke aanduidingen en het gebruik van querygegevens in uw actie.

Vereisten

  • Ivanti Neurons-agent geïnstalleerd op eindpunten waarvoor u een query wilt uitvoeren of waarvoor u waarschuwingen wilt instellen. Zie Ivanti Neurons-agent.
    • Eindpunten moeten een beleid hebben waarvoor de capaciteit Edge Intelligence is ingeschakeld. Zie Capaciteiten agentbeleid in het beleid.
  • Een rol met machtigingen voor het configureren van acties, het uitvoeren van acties en het instellen van waarschuwingen voor Edge Intelligence. Zie Rollen.

Een aangepaste queryactie maken vanaf het Edge Intelligence-configuratiescherm

In dit voorbeeld zult u een actie toevoegen aan de query App-status om een toepassing te verwijderen. De actie gebruikt een PowerShell-script, met een tijdelijke aanduiding voor informatie die is opgehaald door de query. Nadat de toepassing is verwijderd, wordt de gebruiker op de hoogte gebracht.

  1. Ga naar Insights > Edge Intelligence en klik op Instellingenpictogram in de rechterbovenhoek van de pagina.
    Het paneel Edge Intelligence-configuratie verschijnt.

  2. Kies op het tabblad Acties voor Nieuwe actie toevoegen.
    De pagina Nieuwe actie opent in het venster.

    1. Geef een Naam op voor de actie, bijvoorbeeld Toepassing verwijderen.
    2. Kies in de sectie Variabelen voor Nieuwe variabele toevoegen.
      Het paneel Nieuwe variabele verschijnt.
      1. Geef een Naam op voor de variabele, bijvoorbeeld Naam.

        Voor illustratiedoeleinden zijn de opgegeven namen voor de variabelen in dit voorbeeld, identiek aan de automatisch gegenereerde variabelen in het volgende voorbeeld.Dit is geen vereiste.

      2. Geef geen waarde op. Dit zal worden geleverd door de query.
      3. Laat de optie Openbare variabele ingeschakeld. Hiermee kan de waarde van de variabele worden ingesteld tijdens het uitvoeren van de actie.
      4. Klik op Opslaan.
        De variabele wordt opgeslagen en het paneel Nieuwe variabele sluit.
      5. Herhaal stappen i tot en met iv om variabelen te maken voor Versie en Leverancier.
    3. Kies in de sectie Taken voor Nieuwe taak toevoegen.
      Het paneel Nieuwe taak verschijnt.
      1. Geef een Naam op voor de taak, bijvoorbeeld Toepassing verwijderen op naam.
      2. Klik in de onderste deel op Selecteren om een lijst van beschikbare taken te zien. Selecteer PowerShell uitvoeren.
      3. Voeg uw PowerShell-script (concept) toe in het veld Script dat verschijnt.
        Voor dit voorbeeld:
        Kopiëren
        $application = Get-WmiObject -Class Win32_Product -Filter "Name = '$(var placeholder)'" $application.Uninstall()

        Als u zeker bent van de exacte spelling van de tekst die $(var placeholder) moet vervangen, kunt u de definitieve versie direct typen of plakken in het veld Script. In dat geval kunt u direct naar stap vi gaan.

      4. Vanaf de sectie Beschikbare tijdelijke aanduidingen (onder het veld Script) kopieert u $(action.Name) met Kopiëren naar klembord. Dit is de variabele naam die u hebt gemaakt in stap 2b.
      5. Vervang in het veld Script de $(var placeholder) door de tijdelijke aanduiding die u hebt gekopieerd in stap iv.
        Het script zou er zo moeten uitzien:
        Kopiëren
        $application = Get-WmiObject -Class Win32_Product -Filter "Name = '$(action.Name)'" $application.Uninstall()
      6. Klik op Opslaan.
        De taak wordt opgeslagen en het paneel Nieuwe taak sluit.
    4. Kies in de sectie Taken opnieuw voor Nieuwe taak toevoegen.
      Het paneel Nieuwe taak verschijnt.
      1. Geef een Naam op voor de taak, bijvoorbeeld Eindgebruiker melden.
      2. Klik in de onderste deel op Selecteren om een lijst van beschikbare taken te zien. Selecteer Gebruiker melden.
      3. Typ in het veld Onderwerp dat verschijnt (bijvoorbeeld) De toepassing is verwijderd: $(action.Name).

        De tijdelijke aanduidingen worden opnieuw weergegeven onder de taakspecifieke velden van het paneel Nieuwe taak, in dit geval de velden Onderwerp en Bericht.

      4. Typ in het veld Bericht de inhoud van het bericht dat u wilt verzenden naar de gebruiker. Bijvoorbeeld:
        Beste gebruiker,

        De volgende toepassing is verwijderd:
        $(action.Name)
        $(action.Vendor)
        $(action.Version)

        Met vriendelijke groet.
        Het IT-team
      5. Klik op Opslaan.
        De taak wordt opgeslagen en het paneel Nieuwe taak sluit.

      Het resultaat moet eruitzien als de onderstaande afbeelding.
      Resultaat van de configuratie. Twee taken worden weergegeven in de sectie Taken en drie variabelen in de sectie Variabelen..

    5. Klik op Opslaan.
      De actie wordt opgeslagen en de pagina Nieuwe actie sluit.
  3. Zoek op het tabblad Query's van het Edge Intelligence-configuratiescherm naar de query App-status en klik op de naam ervan.
    De detailpagina voor de query opent binnenin het paneel en geeft een overzicht van gekoppelde acties.
    1. In de sectie Acties selecteert uActie toevoegen.
      Het paneel Actie toevoegen opent.
    2. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Toepassing verwijderen de naam van de actie die u hebt gemaakt in stap 2a-e.
      De sectie Actiegegevens die de variabelen toont die u hebt gemaakt in stap 2b) en de sectie Beschikbare tijdelijke aanduidingen (toont gegevens die zijn opgehaald door de query) verschijnen.
      1. In de sectie Actie voor Naam:
        • bij Type selecteert u De volgende waarde gebruiken:
        • geef onder Waarde $(query.name) op, de tijdelijke aanduiding voor Programma.
      2. In de sectie Actie voor Leverancier:
        • bij Type selecteert u De volgende waarde gebruiken:
        • geef onder Waarde $(query.publisher) op, de tijdelijke aanduiding voor Uitgever.
      3. In de sectie Actie voor Versie:
        • bij Type selecteert u De volgende waarde gebruiken:
        • geef onder Waarde $(query.version) op, de tijdelijke aanduiding voor Versie.

      U kunt en tijdelijke aanduiding kopiëren via het pictogram Kopiëren dat wordt weergegeven naast de definitie van de tijdelijke aanduiding.

    3. Klik op Toevoegen om uw wijzigingen op te slaan.
      Het paneel Actie toevoegen sluit.
  4. Klik op Sluiten.
    Het paneel Edge Intelligence-configuratie sluit.

De actie Toepassing verwijderen is nu beschikbaar voor gebruik:

  1. Voer de query App-status uit.
  2. Zoek vanaf de lijstweergave van de query-resultaten , de lijn met de gewenste Computernaam en Programma.
    U kunt hiervoor optioneel filters en/of parameters gebruiken.
  3. Open het optiemenu ( Pictogram menu Opties ) voor de geselecteerde lijn en selecteer Toepassing verwijderen.
    1. De actie verwijdert het programma en de queryresultaten voor App-status worden bijgewerkt.
    2. De melding die u hebt gemaakt in stap 2d wordt weergegeven voor de eindgebruiker.

Als u naar het optiemenu query-niveau gaat in plaats van het optiemenu opnameniveau, zal Edge Intelligence de actie toepassen op alle records in het query-resultaat. Afhankelijk van uw queryparameters kan dit elke toepassing op elke computer in uw omgeving betekenen.

Een snelle actie maken met het paneel 'Acties beheren voor query'

In dit voorbeeld zult u een soortgelijke actie toevoegen, zoals in het voorbeeld Een aangepaste queryactie maken vanaf het Edge Intelligence-configuratiescherm, maar als een Snelle actie. Dit automatiseert enkele van de configuratiestappen voor u.

  1. Insights > Edge Intelligence,en open de query App-status (in de categorie Inventaris).
    De query-widget App-status verschijnt.
  2. Gebruik de schaeklaar Pictogram Weergave in-/uitschakelen om te schakelen naar de lijstweergave.
  3. Open het optiemenu ( Pictogram menu Opties ) en selecteer Beheren.
    Het paneel Acties beheren voor query app-status verschijnt met een lijst van de gekoppelde acties.
  4. Select eerEen snelle actie maken.

    Het paneel Een snelle actie maken verschijnt.
    1. Geef een Actienaam op, bijvoorbeeld Toepassing verwijderen op naam Snelle actie.
    2. Selecteer de taak Powershell uitvoeren.
      De geselecteerde taak wordt toegevoegd onder Taken en extra configuratievelden voor de taak verschijnen.
      1. Voeg uw PowerShell-script (concept) toe in het veld Script.
        Voor dit voorbeeld:
        Kopiëren
        $application = Get-WmiObject -Class Win32_Product -Filter "Name = '$(var placeholder)'" $application.Uninstall()
      2. Kies in het veld Script voor $(var placeholder) en klik op de tijdelijke aanduiding Programma onder Beschikbare tijdelijke aanduidingen.
        De tijdelijke aanduiding wordt geplaatst en het script zou er nu als volgt moeten uitzien:
        Kopiëren
        $application = Get-WmiObject -Class Win32_Product -Filter "Name = '$(query.name)'" $application.Uninstall()

        U kunt tijdelijke aanduidingen invoegen terwijl u het script typt.

    3. Selecteer Een andere taak toevoegen.
      De lijst van beschikbare taken verschijnt.
    4. Selecteer de taak Gebruiker melden.
      De geselecteerde taak wordt toegevoegd onder Taken en extra configuratievelden voor de taak verschijnen.
      1. Geef een Onderwerp en een Bericht op voor de melding.U kunt tijdelijke aanduidingen gebruiken in deze velden.
    5. Klik op Opslaan.
      Het paneel Een snelle actie maken sluit en het paneel Acties beheren voor query Sessies wordt opnieuw zichtbaar. Uw nieuwe actie is weergegeven onder Gekoppelde acties.
  5. Klik op Sluiten.

    Het paneel Acties beheren voor query Sessies wordt gesloten.

De actie Toepassing verwijderen op naam Snelle actie is nu beschikbaar voor gebruik.

Een bestaande actie koppelen aan een query of een waarschuwing

  1. Ga naar Insights > Edge Intelligence en klik op Instellingenpictogram in de rechterbovenhoek van de pagina.
    Het paneel Edge Intelligence-configuratie verschijnt.

  2. Selecteer de query waaraan u een actie wilt koppelen op het tabblad Query's.Bijvoorbeeld: Active Directory-gebruikers.
    De lijst van gekoppelde acties voor de query Active Directory-gebruikers opent in het paneel

    1. In de sectie Acties selecteert uActie toevoegen.
      Het paneel Actie toevoegen opent.
    2. Kies in de vervolgkeuzelijst voor Verwijderen van lokale beheerders, een standaardactie die wordt geleverd door Ivanti.
      De sectie Actiegegevens (die de variabelen toont voor de actie) en de sectie Beschikbare tijdelijke aanduidingen (toont gegevens die zijn opgehaald door de query Active Directory-gebruikers) verschijnen.
      1. In de sectie Actiegegevens voor accountName:
        • bij Type selecteert u De volgende waarde gebruiken:
        • geef onder Waarde $(query.accountName) op, de tijdelijke aanduiding voor Accountnaam.

        Niet alle query's hebben relevante of nuttige tijdelijke aanduidingen die beschikbaar zijn voor gebruik met een actie die werd gemaakt voor een andere query.

        U kunt de tijdelijke aanduiding ook kopiëren via het pictogram Kopiëren dat wordt weergegeven naast de definitie van de tijdelijke aanduiding.

    3. Klik op Toevoegen om uw wijzigingen op te slaan.
      Het paneel Actie toevoegen sluit en Verwijderen van lokale beheerders wordt weergegeven in de sectie Acties voor de query Active Directory-gebruikers.
  3. Klik op Sluiten.
    Het paneel Edge Intelligence-configuratie sluit.

De actie is nu beschikbaar voor selectie in het optiemenu ( Menu Opties ) van de query Active Directory-gebruikers.

De procedure is dezelfde voor het toevoegen van een actie aan een waarschuwing, behaleve dat de waarschuwing in stap 2 op het tabblad Waarschuwingen moet geselecteerd zijn.
Na het toevoegen van een actie vanaf het paneel Edge Intelligence-configuratie, is de actie beschikbaar voor selectie wanneer u het alarm instelt.